Rondetafelsessies

Hoe overbruggen we de kloof tussen wetenschap en praktijk?

Jacqueline Evers-Vermeul (Universiteit Utrecht) en Kees de Glopper (Rijksuniversiteit Groningen)

Vanuit taalbeheersingsonderzoek is er veel bekend over effectief taalvaardigheidsonderwijs. Helaas vinden deze inzichten maar mondjesmaat hun weg naar de onderwijspraktijk, waardoor er sprake is van een kloof tussen wetenschap en praktijk. In deze sessie gaan we met elkaar in gesprek over mogelijke oplossingsrichtingen, waarbij we in ieder geval aandacht willen besteden aan de volgende opties, maar waarbij er ook ruimte is voor inbreng vanuit de zaal:

  1. theoretische kennis van leraren vergroten;
  2. bewezen didactieken toepasbaar maken;
  3. evidence-based lesmaterialen ontwikkelen.

We zijn momenteel vakgenoten aan het benaderen die hier vanuit hun expertise inzichten over hebben opgedaan, of die vanuit hun promotieonderzoek ervaringen kunnen delen met ontwerpgericht onderzoek, een vorm van samenwerking waarbij leraren en wetenschappers samen lesmaterialen ontwikkelen. Dit schept nieuwe uitdagingen voor de betrokken partijen, maar er liggen ook duidelijke kansen voor professionalisering. Bovendien levert het bruikbare materialen op waarin bewezen effectieve didactieken een plek krijgen. Het gesprek wordt geleid door Jacqueline Evers-Vermeul en Kees de Glopper.

 

Samenwerking tussen conversatieanalytici en medische professionals: een goudmijn of een mijnenveld?

Wyke Stommel (Radboud Universiteit) en Marije van Braak (Erasmus MC)

In Nederland werken conversatieanalytici steeds vaker samen met medici binnen gezamenlijke onderzoeksprojecten. Conversatieanalytici benaderen communicatie vanuit een handelingsperspectief, waarbij taal wordt gezien als een instrument dat op verschillende manieren en momenten kan worden ingezet om dingen te bereiken. Dit perspectief doet recht aan aspecten van de communicatie waarvan medici intuïtief wel weten dat ze ertoe doen, maar waarvan ze niet wisten dat die systematisch te analyseren zijn. Andersom bieden medici conversatieanalytici toegang tot vaak buitengewoon interessante gesprekken en een context waarbinnen ze met hun onderzoek nieuwe inzichten of zelfs adviezen kunnen leveren aan een belangrijke beroepspraktijk. Zo gezien lijkt de samenwerking tussen conversatieanalytici en medische professionals een goudmijn. Toch kennen dit soort samenwerkingsprojecten ook dilemma’s, schuring en uitdagingen. Voorbeelden hiervan zijn:

– Betrek je de medici in de keuze voor een te analyseren fenomeen? Zo ja, hoe?
– In hoeverre houd je als CA-er vast aan je methodologische principes (bijv. “unmotivated looking”)?
– Hoeveel water doe je bij de wijn ten behoeve van de begrijpelijkheid van presentaties/ workshops voor medici (bijv. wel/niet uitweiden over de epistemologische basis van CA)?
– Hoe kies je voor welk (type) journal je wil schrijven (en dus analyseren)?
– Hoe ga je om met tegenstrijdige reviews als duidelijk is dat de ene reviewer met CA-achtergrond je tot diepgaandere analyse noopt, terwijl de andere reviewer behoorlijk tevreden is?
– Hoe koppel je een CA-analyse aan medische theorieën over bijv. patient-centered care en shared decision making?

Voor een discussie over dit type vragen in een rondetafelsessie stellen wij de volgende sprekers voor:
– Tessa van Charldorp (universitair docent UU, conversatieanalytisch onderzoek i.s.m. UMCU)
– Mike Huiskes (universitair hoofddocent RUG, conversatieanalytisch onderzoek i.s.m. UMCG)
– Peter Lucassen (gepensioneerd huisarts, betrokken bij gespreksanalytische onderzoeksprojecten)
– Vera Vinck (junior onderzoeker UMCU, betrokken bij gespreskanalytische onderzoeksprojecten)

 

Taalbeheersing en neerlandistiek vanaf het derde decennium van de 21e eeuw

Kees de Glopper (Rijksuniversiteit Groningen) en Wilbert Spooren (Radboud Universiteit)

Terwijl aan universiteiten in Nederland het onderzoek in de taalbeheersing, taalkunde en letterkunde floreert, heeft de universitaire neerlandistiek het zwaar. De instroom van studenten was in Nederland nooit lager en met het imago van de studie neerlandistiek en het schoolvak Nederlands is het niet best gesteld. Toch verdient Nederlands meer, betoogde de KNAW in 2019. Een breed samengestelde commissie bepleitte (i) de instandhouding en bescherming van de vijf bestaande opleidingen Neerlandistiek in Nederland, (ii) een heroriëntatie van de academische neerlandistiek op zijn positie tussen brede bachelors en nieuwe vakgebieden, (iii) een versterking van het docentencorps en verrijking van het schoolvak Nederlands en (iv) de inrichting van een Kamer Neerlandistiek bij het Talenplatform. Het onderzoek binnen de neerlandistiek zou volgens de KNAW meer moeten inzetten op belangrijke maatschappelijke thema’s als laaggeletterdheid en ontlezing.
Wat betekent de crisis in de neerlandistiek voor de taalbeheersing? Moet het onderzoek van taalbeheersers zich meer gaan richten op samenwerking met taal- en letterkunde? Vormen de Nederlandse taal en cultuur (ook) een gedeeld onderzoeksobject en zijn er vragen en middelen voor gezamenlijk onderzoek met wetenschappelijke of maatschappelijke drijfveren? Of is de neerlandistiek een multidiscipline waaraan taalbeheersers eigenstandige bijdragen leveren naast die van taal- en letterkundigen? En zijn de universitaire neerlandistiek en het schoolvak Nederlands een optelsom van volwassen disciplines die zich van elkaar hebben losgezongen?

Deze vragen raken aan de discussie die taalbeheersers binnen eigen kring voeren over de toekomst van ons vak. In 2018 wijdde het Tijdschrift voor Taalbeheersing daar een heel nummer aan met discussie over object en doelstellingen van het vak en, ja, zelfs over de naam ervan. In dit rondetafelgesprek pakken we de handschoen op en gaan we in gesprek over de toekomst van de taalbeheersing in relatie tot die van de neerlandistiek.

Aanjagers van de discussie zijn:
– Kees de Glopper (RUG)
– Wilbert Spooren (Radboud Universiteit)
Verder zijn we nog op zoek naar een spreker van een Vlaamse universiteit. Tot slot zullen leden van het VIOT-bestuur ook deelnemen aan het gesprek.